Citroën oldtimer pagina

 

 

 

 
Home


Onderdelen Plaatsnaam
www.2cv-onderdelen.nl.. Nieuweschans
www.2cv-parts.nl Soest
http://bartebben.nl Malden
www.burton2cvparts.com Zutphen
www.citroworld.com Heeze
www.euro-autoparts.nl  
www.bumperworld.nl Sevenum
   

 

Forums
www.citroen-forum.nl
www.citroenhyforum.nl
http://forum.2cv.nl

 

Citroen clubs en verenigingen
www.citroenclubnederland.nl
www.patan.nl
www.2cvclub.nl
www.eeec.nl
www.dyane.nl
www.amivereniging.nl
www.mehari.nl
www.gs-gsavereniging.nl
www.citroeniddsclub.nl
www.citroen-cxclub.nl
www.le-camion.nl
www.citroenhyteam.nl
www.citroensmclub.nl
www.traction-avant.nl

 

De geschiedenis van Citroën

André Citroën (5 februari 1878 3 juli 1935) is de naam van de ingenieur die aan het begin van de twintigste eeuw een autofabriek opricht in Frankrijk. In 1900 verwerft hij in Polen een Russisch patent voor een productiemethode die hem in staat stelt om tandwielen met een V-vormige vertanding te produceren. Voordeel daarvan is de grotere sterkte en het lagere geluidsniveau. Deze bijzondere vorm vindt men later terug als de "dubbele chevron" in het Citroën logo.

In 1905 begint de van origine Nederlandse André Citroën een tandwielfabriek. In 1908 helpt hij het slecht renderende automerk Mors er weer bovenop met managementadviezen. In 1915 start hij een munitiefabriek, gebaseerd op de lopendebandtechniek overgenomen na een bezoek aan Amerika en Henry Ford. Tijdens de Eerste Wereldoorlog produceert deze fabriek meer dan 23 miljoen granaten. Uit dit succes betrekt Citroën het benodigde startkapitaal om een automobielfabriek te beginnen. Wederom wordt als voorbeeld de productiemethode van Henry Ford gebruikt. In 1919 introduceert Citroën de eerste aan de lopende band geproduceerde auto van Europa, de "Type A", ontworpen door Jules Salomon. Deze 4-persoons 10 pk-wagen kostte toen 7.500 francs. Met dit type werd een serieproductie van tienduizend exemplaren per jaar begonnen. Hierbij kwam in 1922 de onsterfelijke 5 CV, beter bekend als de citroen of het klaverblad.

Citroën slaagde erin uit te voeren wat De Dion en Darracq hadden gepoogd en bracht twee revolutionare elementen in de Europese auto-industrie: massaproductie waarbij speciale machines (lopende band etc.) werden gebruikt en een kleine wagen die desondanks toch betrouwbaar en sterk tot bijna onverwoestbaar was.

Vanaf 1919 behaalde Citroën succes op succes met het bouwen van, dan nog, achterwielaangedreven personenauto's en bestelwagens. Door zijn bijzondere manier van reclame maken verwerft het merk grote faam.

In 1925 komt Citroën met het kloeke model type B12, voorzien van een 10 pk motor en geheel stalen carrosserie. Een van de eerste wagens met 4-wielremmen. In 1928 introduceerde Citroën de Citroën C6. Deze zescilinder had een hoog rendement door een compressieverhouding van 6 op 1; voor die tijd zeer hoog.

Citroën organiseert wereldreizen per auto, zoals de "Croisière Noir" door Afrika, de "Croisière Jaune" door China en de "Croisière Blanche" door de Canadese Rocky Mountains. Citroën regelt de bewegwijzering in Frankrijk, stelt buslijnen in met Citroën bussen, verzorgt autoverzekeringen en zorgt voor een dicht distributienetwerk. De 8pk-Citroën Petite Rosalie reed van 15 maart tot 17 juli 1933 een afstand van 300.000 km op het circuit van Linas-Monthléry met een gemiddelde van 93 km/h.

In 1933 verschijnt een 15 pk-model op de weg, uitgerust met de nieuwe motor van Citroën: de moteur flottant.

Zijn laatste geniale zet, waarmee hij in 1934 een ommekeer in de automobielindustrie teweeg weet te brengen, is de introductie van de Traction Avant, de eerste in een grotere serie geproduceerde voorwielaangedreven auto ter wereld (de eerste in serie gebouwde was de Cord L-29 van 1929 t/m 1932 in een oplage van 4400 stuks). De Traction Avant had een aantal heel bijzondere aspecten voor die tijd: als eerste natuurlijk de voorwielaandrijving, waardoor er weinig passagiersruimte verloren gaat aan een middentunnel in de bodemplaat. Verder gaat het om een geheel zelfdragende carrosserie waar geen apart chassis onder gemonteerd is en is het een van de eerste in Europa in serie geproduceerde auto's met kopklepmotor. In de Verenigde Staten werden door Buick sinds 1903 al auto's met kopklepmotoren geproduceerd.

Goklust en de ontwikkeling van deze Traction Avant kosten hem echter zoveel geld, dat Citroën op de rand van een faillissement komt. In 1934 wordt het merk Citroën overgenomen door Michelin. Via nuchtere calculaties wordt drastisch gesneden in de ontwikkeling van de Traction en zo sneuvelt de poging tot het ontwikkelen van een automatische transmissie voor die wagen.

Op 3 juli 1935 om 9 uur overlijdt de inmiddels straatarme André Citroën aan de gevolgen van kanker. Straatarm, maar wel voortlevend in de geschiedenis als de man die vele bekende zaken als eerste heeft ingesteld: autoverzekeringen, autodealers, onderdelendistributie, openbaar vervoer per bus, bewegwijzering, bedrijfsmaatschappelijk werk, bedrijfsmedische dienst, de kindercrèche op het werk en zwangerschapsverlof. Hij wordt naar zijn laatste rustplaats in Montparnasse gereden in een Renault. Zijn laatste rustplaats wordt veel door Citroën-adepten bezocht en goed onderhouden.

Rond deze tijd wordt ook de Citroën 2CV ontwikkeld. Het ontwerp moest voldoen aan een aantal simpele criteria. Deze auto zou na de Tweede Wereldoorlog een doorslaand succes worden.

Logo

In 1900 koopt Citroën het alleenrecht voor een productiemethode die het mogelijk maakt om tandwielen met een V-vormige vertanding te produceren. Deze vorm werd verwerkt in het “dubbele chevron” logo. Op de grill van de "traction avant" is dit nog erg twee-dimensionaal, al snel krijgt het de scherpe strakke styling die pas in 2009 werd losgelaten. De dubbele Chevron blijft, maar wordt afgerond tot wat in designerskringen al de "dubbele hondenneus" wordt genoemd. Eerder werden er al onbegrijpelijke inconsistenties doorgevoerd, zoals in de hiernaast afgebeelde C4 WRC. De wijze waarop hier het logo in de grill is verwerkt vloekt met het lange tijd gebruikelijke logo dat als sticker nog op de motorkap te zien is.Het nieuwe logo is als eerste toegepast op de GT Concept. Het eerste productiemodel dat het logo draagt is de C3.

Na de Tweede Wereldoorlog

Na de Tweede Wereldoorlog herintroduceert Citroën de Traction Avant en brengt het de 2CV op de markt. Met het model werd de complete automobielindustrie verrast, want aan dit model ontbrak elke luxe; maar wat men niet verwachtte, het werd een wereldsucces. In 14 jaar werden er maar liefst meer dan een miljoen stuks verkocht. Het eerste prototype was al in 1936 gebouwd vanuit de opdracht een auto te ontwerpen waarmee een boer een mand eieren naar de markt kon brengen zonder dat er een brak. Bijzonderheden waren het linnen dak en de uitneembare banken voor een picknick in de berm van de weg.

Op basis van de 2CV zouden later andere versies volgen: onder andere Dyane, Mehari, Ami, Acadiane.

In mei 1954 introduceert het merk op de Traction Avant 15H het beroemde hydropneumatische veersysteem. De in 1955 geïntroduceerde DS en ID worden hiermee wereldberoemd, wederom een ommezwaai zowel qua design als techniek. De auto wordt opgevolgd door de CX. De HY is de bestelwagen van de Franse fabrikant, die opgevolgd wordt door de C35.

Een 2-cilinder/4-tact van 600 cm3 de Ami wordt nog op 24 april 1961 gepresenteerd. Ook Panhard rijdt mee op de successen van Citroën. Door een fusie kan de fabriek succes boeken met het model 24CT, dat diverse overwinningen in menige ralley boekt. Topsnelheid van deze uitvoering: 160 km/h.

Citroën draait in de jaren 70 enorme verliezen. Deels doordat men in de ontwikkeling van een revolutionaire motor is gestapt, de zogenaamde Comotor - een Wankelmotor. Ook heeft Citroën jarenlang geen model tussen de Dyane en de DS, waardoor de ontwikkeling van deze auto, de Citroën GS, enorm veel geld kost. Het overgenomen Italiaanse Maserati blijft eveneens verlies lijden.

In 1974 gaat Citroën failliet. Hoewel het over de zuinige 2CV beschikt, is het bedrijf slachtoffer van de energiecrisis die in 1973 de kop opsteekt. Uit angst voor een enorme ontslaggolf stelt de Franse regering voor om Citroën te laten fuseren met Peugeot. Hieruit komt in 1975 de PSA groep voort. Een van de gevolgen hiervan is dat de Peugeot 104 als Citroën LN op de markt wordt gebracht. Toch behoudt Citroën de eigen identiteit, hoewel de invloed van Peugeot wel duidelijk wordt. Aspirationeel merk Maserati wordt aan DeTomaso verkocht.

Aangezien Citroën op dit moment twee succesvolle nieuwe ontwerpen op de markt had (GS en CX) en Peugeot voorzichtig was in zijn eigen financiën, was de PSA-onderneming een financieel succes vanaf 1975 tot 1979. Dan kocht PSA de activa van Chrysler Europe voor één symbolische dollar; dat leidde echter tot verliezen van 1980 tot en met 1985. Vanaf juli 1979 werd Chrysler omgedoopt tot Talbot en zo bestond PSA voortaan uit Citroën, Peugeot & Talbot.

In 1982 presenteert Citroën de BX als opvolger van de GSA, die overigens nog tot 1986 geproduceerd wordt. Door het uitgebreide gebruik van Peugeot-onderdelen en het strakke design raken de liefhebbers ervan overtuigd dat Citroën zijn karakter zal verliezen. Niets is minder waar; ondanks het design en de Peugeot-motoren is de BX weer een echte Citroën met de kenmerkende noviteiten. Om een goedkoper model aan te kunnen bieden dat als vervanging kan dienen voor de 2CV komt in 1985 de in Roemenië geproduceerde Axel op de markt. Twee jaar later volgen de AX, bedoeld als opvolger van de 2CV, de Visa en de Axel. Daarmee komt ook een einde aan de luchtgekoelde boxermotoren die Citroën al sinds 1948 in de goedkopere modellen levert. Het echte grote nieuws komt in 1989 wanneer Citroën het doek aftrekt van de XM, de opvolger van de CX die al sinds 1975 in productie is. De XM wordt gekenmerkt door strakke lijnen, een sterk verbeterd Hydropneumatisch veersysteem en nieuwe motoren.

De BX wordt begin jaren 90 opgevolgd door twee modellen. Eerst in 1992 door de ZX, een model dat in de compacte middenklasse moet opereren en in 1993 door een middenklassemodel, de Xantia. In samenwerking met FIAT wordt in 1994 de Evasion gepresenteerd, de eerste MPV van Citroën. De Saxo volgt in 1996 de AX op. De Saxo is gebaseerd op de Peugeot 106, maar is enorm populair onder jongeren. De Berlingo wordt samen met de Peugeot Partner als bestelauto gepresenteerd. Het model volgt de C15 op. De Berlingo wordt ook als handige Multispace geleverd. Ook wordt in 1997 de Xsara als opvolger van de ZX gepresenteerd. Dit model is leverbaar als Berline (hatchback), Coupé of Break (stationwagen). Ook is er een MPV op basis van dit model, de Picasso.

Eind jaren 90 loopt de verkoop van Citroën enorm terug en wordt besloten een aantal conceptauto's te presenteren en daarop nieuwe auto's op de markt te introduceren. De Citroën C3 en de C6 Lignage laten zien waar de PSA Citroën heen wil sturen.

 

 

Citroën modellen en gebouwd van en tot en met.

 

Citroën Rosalie 1932 tot 1938
 

 

Citroën Traction Avant 1934 tot 1957
            

 

Citroën HY 1947 tot 1982    productieaantal 475.000
    

 

Citroën 2 CV 1948 tot 1990    productieaantal 3.872.583
              
 

 

Citroën 2CV6  1984
 

 

Citroën DS 1955 tot 1975    productieaantal 1.330.755
        

 

Citroën Ami 1961 tot 1978    productieaantal 1.840.396
 

 

Citroën Dynane 1967 tot 1984    productieaantal 1.400.000
 

 

Citroën Mehari 1968 tot 1988    productieaantal 144.953
 

 

Citroën M35 1970 tot 1971    productieaantal 267
  

 

Citroën SM 1970 tot 1975    productieaantal 13.000
  

 

Citroën ID Break Familiale  1968 tot 1975
    

 

Citroën GS (A) 1970 tot 1986    productieaantal 2.500.000
  

 

Citroën CX 1974 tot 1991    productieaantal 1.170.645
  

 

Citroën LN 1976 tot 1986
  

 

Citroën Visa 1978 tot 1988    productieaantal 1.254.390
  

 

Citroën Acadiane 1978 tot 1987    productieaantal 253.000
 

 

Citroën BX 1982 tot 1994    productieaantal 2.316.234
 

 

Citroën Axel 1984 tot 1989    productieaantal 20.000
  

 

Citroën AX 1986 tot 1996    productieaantal 2.425.138
 

 

       

Home